donderdag 23 december 2010

Geruis

De vooruitgang kent geen grenzen. Een trend die ingezet werd door de cassettespeler op batterijen en met koptelefoon, heeft het voorbije decennium een gigantische evolutie meegemaakt. Tegenwoordig loopt bijna iedere tiener, twintiger en soms zelfs dertiger rond met een iPod of ander soort mp3-speler. De koptelefonen en kleine oortjes (ont)sieren menig modebewust hoofd, iedereen luistert naar zijn of haar favoriete deuntje waar en wanneer het hem of haar belieft.

De mens is nu eenmaal mobiel geworden, zijn stereoketen kon dus onmogelijk achterblijven. Met opslagcapaciteiten tot 160 GigaBytes – ongeveer 40.000 liedjes - heeft de moderne mobiele mens altijd zijn muziekbibliotheek op zak. Een leuke evolutie die het leven aangenamer maken kan, maar dat natuurlijk ook negatieve zaken met zich meebrengt. De ecologische voetafdruk om dergelijke apparaatjes te fabriceren buiten beschouwing gelaten, zorgt deze muzikale vrijetijdsapparatuur echter voor geluidsoverlast…

Waarom vinden de hedendaagse snotneuzen het ook nodig om op de bus, tram of trein het volumepeil van hun mini-jukeboxen zo luid mogelijk te draaien. Alsof een bus van De Lijn op zich nog niet genoeg rammelt, kraakt en piept tijdens het rijden, wordt de nietsvermoedende reiziger ook nog eens getrakteerd op een ongewenst concert van een of ander tieneridool met bijpassend babyface. Van opzwepende latinomuziek over halfbakken schlagers tot dreunende metalriffs, je krijgt het allemaal gratis en voor niets bij je vervoersbewijs. Met de complimenten van de chauffeur. Want niemand lijkt zich te storen aan die overjaarse pubers met hun kanjers van koptelefonen, die zo hard staan dat je iedere cimbaaltoets van de drummer van dienst kan horen. Een rustige, gezellige rit huis-, school- of arbeidsplaatswaarts zit er niet meer in.

Heel gezond kan dat oorverdovend geteister toch echt niet zijn. Op een dergelijke korte afstand van je trommelvlies alle hits van Dana Winner doorheen je gehoorgang jagen, dat moet toch ergens sporen achterlaten. Nu goed, dat krijg je dan als je jouw medereizigers absoluut mee wilt laten genieten van die nieuwste jumpschijf, die je dan nog eens illegaal van het net plukte.

Welk genre er nu jouw voorkeur geniet, maakt me weinig uit. Het gezoem dat vooral in frequentie lijkt te variëren stoort mij daarentegen mateloos. Is het dan zo moeilijk om het volume van dat geruis een kwartslag richting rust te draaien? Jouw trommelvliezen en mijn rust zullen je dankbaar zijn…

woensdag 22 december 2010

Paintball

Een extreme sport, paintballen. De bedoeling van deze sport volgens Paintball Gent: je tegenstander raken met een verfballetje, afgevuurd uit een luchtdrukpistool. Je tegenstander "raken" dus. Of beter: de ongelukkige die zich jouw tegenstander mag noemen, trakteren op een spervuur gekleurde bolletjes, die met een snelheid van om en bij de 91 meter per seconde uitgebraakt worden…

Niet zo lang geleden had ik nog eens het eer en genoegen om 's avonds met 39 andere agressievelingen alle frustraties die deadlines, ex-vriendinnen en het openbaar vervoer opgewekt hadden, af te reageren in een oude fabriekshal. Een paar oude zaalvoetbalschoenen zonder enige vorm van grip, een sportshort, een spuuglelijk blauwe overall, een zwart, hoogst oncomfortabel masker en een verfspuitend geweer, geladen met zo'n 150 verfkogels, meer heeft een mens niet nodig om eens drie uurtjes lang zijn soortgenoten goed pijn te doen.

Alvorens wij woestelingen op ons speelterrein losgelaten werden als een doorgedraaide bende Servische hooligans, kregen we enkele "veiligheidsinstructies" mee. Minimumafstand om op iemand te schieten: 10 meter. Masker ten allen tijde ophouden. Niet schieten in safety-zone. Blah blah, bleh bleh. De spelregels werden ook nog even kort voorgesteld: geraakt door een paintball? Veld verlaten, geen informatie over vijandelijke locaties meedelen aan ploeggenoten. Lader leeg? Veld verlaten, herladen in safety-zone en terug naar je oorspronkelijke positie keren.

Na de briefing van een minuut of tien mochten beide ploegen het veld op. Testosteron hing overal in de lucht. Spieren werden opgespannen, de voeten schrap gezet. De blik gericht naar de overkant van de hal. Het paintballgeweer gevaarlijk op een ploeggenoot gericht. Stilte voor de storm… Na het fluitsignaal van de scheidsrechter, die op zijn dooie gemak op een stoeltje de gekleurde chaos in ogenschouw probeert te nemen, zoeven honderden verfbolletjes door de lucht die in het beste geval openspatten op houten obstakels, nagebouwde bunkers en huizen. Spatten ze op jou open, dan zal je het geweten hebben. Een lekkere verfvlek op je overall, een stekende pijn op het moment van inslag en een nauwelijks ingehouden pijnkreet, het zijn enkele symptomen van een clean hit.

Iedereen spurt naar voor, op zoek naar de dichtstbijzijnde schutting. De eerste slachtoffers vallen, geraakt in het gezicht, op de torso of op het wapen zelf. Teleurstelling en gevloek wanneer een slachtoffer, met zijn rechterhand in de lucht als symbool voor: "ik mag niet meer meedoen", op weg naar de safety-zone nog minstens vijfhonderd keer op het lijf getroffen wordt. Niets zo verleidelijk als een eenvoudig doelwit dat niet mag terugschieten. Al snel wordt duidelijk dat niemand zich houdt aan de 10 meter-regel. De drang om de trekker over te halen als je net achter een nietsvermoedende vijand komt geslopen, is dan ook té groot. Dat jouw slachtoffer de komende acht maanden dan niet meer deftig op een stoel zal kunnen zitten, kan je gene ene moer schelen. BLAUWE PLEKKEN, DAT MOETEN WE ZIEN!

Paintball Gent claimt de grootste indoorhal in België te hebben, dat zal misschien wel kloppen, maar in volle spurt, veroorzaakt door de angst om een van die rottige paintballs tegen je lijf te krijgen, steek je die grootste zaal toch wel over in een tiental seconden. Op dat moment besef je dat jouw schoenen, deels door al die opengespatte paintballs op de vloer, absoluut geen grip meer hebben, waardoor je alleen maar kan stoppen door tegen een houten huis of een hoop autobanden te knallen, waarbij je jouw locatie direct verraadt, met een lading paintballs naar je hoofd als gevolg.

Twintig tegen twintig, zo speelden we het spel die donkere, besneeuwde vrijdagavond in Gent. Hard tegen hard, met de inbreng van een rasechte militair. Één groepslid vuurde in die drie uur ongeveer 650 paintballs af, maar kon achteraf niet met zekerheid zeggen dat hij iets anders dan hout en baksteen geraakt had.

Over één ding was iedereen het echter eens: de dag erna kan je alle paintballs waarmee je onzacht in aanraking gekomen was, tellen aan de blauwe plekken op je lijf. En met een beetje pech heb je een pijnlijke schouder van iedere spurt te moeten afremmen met een gemene boenk tegen zo'n houten rotobstakel…

Zalige sport, paintball!

maandag 6 december 2010

Krakow (2): alors on boit

Wanneer een bende studenten op citytrip gaan, kan je er donder op zeggen dat ze zich eens  aan de plaatselijke uitgaanscultuur wagen. In Krakow - Krakau dus - staken we bijgevolg onze neuzen ook eens in het Poolse bierglas...

De eerste avond uit was nog vrij normaal voor de gemiddelde Vlaamse toerist. Een geniale locatie - Harry's, als ik me niet vergis - in combinatie met oude rockhits die als een waar spervuur uit de luidsprekers op je af kwamen gedonderd, gaven het wel een extra cachet. Net wanneer de gedachte 'Nou is het welletjes geweest' door het hoofd spookte, trok de deejay een nieuw blik met hits open en ging ondergetekende weer lekker headbangen met dat kortgeschoren hoofd. We werden er  trouwens al snel maatjes met een Brusselse Franstalige man, die om één of andere duistere reden in Krakow zat. Heel sympathieke vent met een zwak voor vodka en Vlaamse studenten blijkbaar...

De avonden daarna werden pas echt interessant. We trokken door de uitgaansbuurt in hartje Krakow - zeg maar de plaatselijke Overpoort - en werden bijna om de vijf stappen besprongen door lokale proppers, die met allerlei flyers en vouchers hun club aanprezen als hét fuifmekka. Het slimme idee om alle bonnetjes, flyers en vouchers van alle proppers in ontvangst te nemen om daarna iedere club af te gaan én goed te profiteren, kreeg al snel vorm.

De eerste club van die avond maakte al direct indruk. Net zoals ik in mijn vorige post beschreef, vindt het uitgaansleven in Krakow vooral onder de grond plaats. Deze club vormde daar geen uitzondering op. Na de identiteitscontrole bij de dame aan de ingang, bijgestaan door een kunstmatige kleerkast met uitpuilende ogen en mislukt ringbaardje en oerlelijke, postmoderne tatoeages, daalden we, zoals zo vaak, een trap af naar de dansvloer. Met getrokken bonnetjes stormden we op de toog af, om te horen te krijgen dat we voor de kortingspintjes naar de andere toog moesten gaan, in de nis nog voor de dansvloer. Met de gedachte "liever lui dan moe" in het achterhoofd besloten we toch de iets duurdere pintjes op te drinken in de "zithoek", waar de enige verlichting van lichtgevende tafels kwam. True story, freaky effect.

De tafel tegenover ons kende wisselend cliënteel. Toen we ons allerminst elegant installeerden, bier in de hand, zat er een loensende, louche Pool naast een nogal losbandige dame. Beide stelden zich om beurten recht om eventjes de "zithoek" te verlaten, maar kwamen telkens terug. Wát er hoegenaamd gaande was, zal ik waarschijnlijk nooit te weten komen, maar na een goed half uur stond plots de olifantachtige buitenwipper voor hen. Ik kan me helemaal niet herinneren dat de man ook maar één woord uitstootte - ligt misschien aan het bier - maar de drinkers hadden snel in de gaten dat hun aanwezigheid niet gewenst was, stelden zich dan ook recht en gingen heen, gevolgd door Godzilla. Raar genoeg zou datzelfde feit zich nog eens herhalen in die club, zij het met andere, even louche types.

Die eerste club ruilden we bijgevolg al snel voor een tweede en niet veel later nog een derde, respectievelijk Reci i Nogi (handen en voeten, I kid you not!) en Rewolucja genaamd. Rewolucja en Reci i Nogi zijn - verrassing! - ook onder de grond gelegen.

Reci i Nogi is best gezellig, een grote open ruimte voor de bar, enkele zitzakken voor de slapers en tafeltjes tegen de muur voor de praters. We deponeerden onze vesten, truien, handschoenen, sjaals, strohoeden en monocles op een van de stoelen, bestelden ontelbaar veel kamikazes en verkenden de club. Naast de drinkruimte is er nog een nis met tafeltjes, stoeltjes en zitzakken. Daar tegenover bevindt zich de dansvloer met nog een vestiaire ervoor, en helemaal achterin de deur naar de sanitaire voorzieningen.

We stonden ons dus goed te amuseren aan het tafeltje met onze berg kledij, toen er plots een klein schriel ding van een vrouw op ons afgestapt kwam. Of we onze jassen niet snel even aan de vestiaire wouden afgeven. Dat we ons dan zouden kunnen amuseren op de dansvloer zonder ons zorgen te hoeven maken. Ja, zegt ze dat natuurlijk tegen de eerste die ze zag, die bijgevolg geen Pools kon, herhaalt ze haar stelling tegen iemand anders bij het zien van de "UNDERSTAND I DO NOT" in de ogen van haar slachtoffer, waardoor ze uiteindelijk terechtkomt bij TDG, onze erasmussende kameraad. In het vlot Pools - enfin, zo leek het toch - diende deze het wijf van antwoord. Neen, we gaan onze jassen niet afgeven. Neen, we blijven hier gewoon naast ons gerief staan. Neen, je krijgt mijn gsmnummer niet. Neen, ik wil niet met jou op date. Waarna ze het aftrapte. Om even later wanhopig terug te keren en stalkerig tegen TDG bleef zagen...

Gevolg: bye bye Reci i Nogi, good evening Rewolucja. Het was pas in deze club dat het me opviel dat er geen enkele dansende Pool zijn drank meenam naar de dansvloer. Hoe handig en slim is dat wel niet! Wanneer je je een weg door de shakende massa baant, hoef je je geen zorgen te maken over een ongewenste bierdouche! Je schoenen kleven eens niet voortdurend vast aan de vloer, waardoor je dansbewegingen meer op een soort hete-kolen-lopen lijken. Stoot je iemand per ongeluk aan? Geen schrik voor boze reacties zoals: ey loser, mijn bier over mijn puma's, bestelt mij maar een nieuwe pint of ge krijgt mijn vuist tegen uw voorgevel! Neen, je kan er gewoon met je vrienden staan dansen, heb je dorst, ga dan snel een ad fundumpje doen aan de toog.

Wat ons wel opviel, daar in de club van de revolutie: Polen en vrouwen versieren, dat gaat toch niet heel goed samen. Ze zijn al niet gezegend met het aantrekkelijkste uiterlijk (de mannen toch), dan gaan ze als een bende paria's rond ieder meisje dat er iet of wat leuk uitziet staan "dansen" - als je met je armen in de lucht zwaaien en pompende bewegingen met je borstkas maken tenminste dansen kan noemen - en proberen ze iedere concurrent subtiel weg  van hún prooi te duwen. Gevolg: rond ieder groepje meisjes vormt zich automatisch een cordon van bezwete, duwende, handtastelijke en wanhopige Polen, die stuk voor stuk proberen hun lijf langer tegen de meisjes in kwestie aan te schuren dan zijn buurman kan. Denk dat ik niet hoef te vermelden dat de meeste dames hier niet zo mee opgezet zijn.

En dan kom je als single West-Europeaan op Erasmus in Krakow...

dinsdag 23 november 2010

Krakow (1): alors on visite

Krakow – of Krakau – is een stad in het Zuiden van Polen en vormt de uitvalsbasis voor TDG. (TDG is een Gentse student met Wetterse wortels, die het aandurft de Poolse taal en cultuur als Erasmusstudent van dichtbij te gaan bestuderen.) Als vriend en collega-linguïst leek het mij, en met mij nog drie andere avonturiers, gepast deze TDG te gaan bezoeken. Dus boekten we bij de gehate lieveling der luchtvaartmaatschappijen (lees er De Morgen van 20/11 maar op na) vier retourticketjes naar De Stad van de Draak. Ja, als gierigaard vlieg ik met Ryanair!

Het dient gezegd, ondanks de krappe beenruimte – kramp is één van de vele bijverschijnselen – en stuurse boerinnen van stewardessen, vliegt Ryanair behoorlijk vlot. Enige rugbymanoeuvres bij het bemachtigen van een plaatsje kunnen natuurlijk altijd van pas komen. Voor de stinkende rijkerds onder ons zal 8 euro extra om het zogenaamde priority-boarding te reserveren ook wel volstaan, maar als arme studerende mensjes geven wij liever geld aan bier, dus vertrouwden we op schaamteloze spierkracht en lef. Een tactische elleboog en gewaagde pootje-lap brengen je alvast een heel eind in de strijd om dat zeteltje naast het venster. Het aanschaffen van een of andere versnapering kan ik de vliegtuigmaagden onder jullie echter zeker en vast afraden, het hoopje kruimels dat voor een doosje pringles moet doorgaan kost nu toch net dát ietsje te veel.

Wie naar Krakow vliegt, landt op een treinrit verwijderd van het centrum. Voor de terminal word je op gewacht door een bus die je – not a joke – 500 metertjes verder brengt naar het perron. Daar neem je een - zeker naar Poolse normen - uitzonderlijk moderne en vooral ruime trein naar Krakow Glowny, het Gent Sint-Pieters van Polen zeg maar. Au centre du ville. Voor de dames: het station bevindt zich recht tegenover een shoppingcenter waar je veel te veel kledingwinkels hebt, veel te weinig informatica- en muziekketens maar wel één levensreddende BURGERKING! Een double whoppermenu als brunch kan verdorie smaken, ook al slibben de aderen daarna dicht. 


Onze kameraad wachtte ons op aan het stationsgebouw en gidste ons door de mistige duisternis langs enig mooie gebouwen – die door de straatverlichting een mystieke schijn kregen – naar zijn woonst. Één van de kamers was daar vrij, aangezien Javi, een joviale Spanjaard, even een uitstapje naar Stockholm gepland had tijdens ons bezoek. Twee nestelden zich in het tweepersoonsbed waar er – volgens TDG – ettelijke nachten een zekere bedsport uitgeoefend werd en de lakens nog niet ververst waren, een andere zou zich zich dubbelplooien in de zetel en ondergetekende installeerde zijn slaapzak op een dun slaapmatje.

De stad zelf is best wel een beauty. Een diamond in the rough. Een gouden tip voor romantische, avontuurlijke, alcoholverslaafde, leergierige, eenzame en op seks beluste zielen. Voor elk wat wils zou je dus kunnen zeggen.

Over de geschiedenis van de stad ken ik bitter weinig, en moest mijn professor Geschiedenis van Centraal-Europa me er toch iets over gedoceerd hebben, ben ik het dus al vergeten. Maar ik kan u wel meedelen dat de stad er fantastisch mooi, bijna sprookjesachtig uitziet. De kerk op het centrale plein domineert de skyline, de stadshallen zijn magnifiek en de oude stadspoorten doen je dromen van een oudere, plechtigere tijd. Uitgaansgelegenheden genoeg ook in de op één na grootste stad van Polen. Grappig genoeg allemaal in kelders gelocaliseerd trouwens. Cafés, bars, clubs, allemaal vind je ze wel terug in een of ander gewelf met vele donkere nissen en kleine zijkamertjes, waar je gsm helemaal geen bereik meer heeft en waar je een bomexplosie op straat niet eens zou horen.

Één plek in Polen sprak me het meeste aan: de Wawel. Dit architecturaal hoogstandje ligt zuidelijk van het centrum en biedt een mooi panorama over de Vistula, de rivier die door Krakow kronkelt. Het late namiddagzonlicht op je gezicht, terwijl je met je handen op de vestingsmuur steunt, turend over de stad, een zachte bries die je wangen streelt en een aangenaam temperatuurtje… Een betere manier om je kater te verwerken kan ik me absoluut niet voorstellen.

vrijdag 12 november 2010

Meesterlijke inperfectie

Vanavond bij het publiceren van Bloggen? viel me weeral op hoe snel misverstanden wel niet kunnen ontstaan.

Het is eigenlijk simpel, communicatie via internet loopt bijna gegarandeerd mis. Een ironische reactie wordt bijvoorbeeld letterlijk geïnterpreteerd et voila, het duurt weer eens enige tijd vooraleer de mist opgeklaard raakt. Het is natuurlijk moeilijk om via chat, blog of tweet subtielere, diepere betekenissen met je boodschap mee te geven. Raar genoeg lukt dat in een roman beter. Daar heeft de lezer natuurlijk ook pagina's en pagina's context om de geïmpliceerde betekenis van bepaalde woorden of woordgroepen te vatten. Bij de reeds opgesomde media heeft de lezer dat minder. Jammer genoeg loopt er dan vaak wat mis bij de kennisoverdracht. Zaken impliceren of ironisch voorstellen in een msn-conversatie is vaak genoeg om kortsluiting te veroorzaken in de bovenkamer van je gesprekspartner. Hierna ontspoort natuurlijk de gehele conversatie en kunnen de frustraties hoog oplopen, gevolgd door stevig geïrriteerd geram op je toetsenbord …

Stel, een kotgenoot vraagt je over de installatie van een draadloze internetrouter. "Nou, dat duurt jaren om aan te sluiten!" Dan weet die kotgenoot - tenzij het een erasmusstudent is en maar gebrekkig Nederlands kan - natuurlijk direct dat het klusje in een handomdraai geklaard is. Maar waag het eens op dezelfde wijze te antwoorden op een forum voor informaticamaagden? De ironie zal één op de twee keren zeker en vast verloren gaan, met ontmoediging en immobiele internetgebruikers tot gevolg!

Een ander voorbeeldje: je bent in een relatie en babbelt met je sjoeke op msn over koetjes, kalvertjes en andere schaapjes. Je hoeft maar één ogenblikje afgeleid te zijn, je hebt iets verkeerd begrepen, je reageert niet naar de zin van je konijntje en VLAM, ruzie. 't Spel zit op de wagen. Probeer het dan via chat maar op te lossen! Ik lieg niet als ik zeg dat msn wel eens relaties de kop genadeloos afbijt!

Eigenlijk moet je op dat vlak ook met smsjes opletten. Stuurt je eega je een sms en antwoord je niet snel genoeg naar zijn of haar goesting, mag je het ook aanhoren achteraf. Of onbewust korte berichtjes (op eender welk platform), die kunnen verdorie hard aankomen, als weze het een luid gebruld verwijt dat je tot op je bot raakt!

Feit is, je eigen berichtjes vind je altijd duidelijk, overzichtelijk, kortom, de perfectie zelve. Maar voor de persoon aan de andere kant van de communicatie is het vaak veel moeilijker je zogenaamde meesterwerk te begrijpen, laat staan juist te interpreteren.

Nog een laatste denkoefening rond sms'en. Hoe vaak is het je al niet overkomen dat je, in een blinde aanval van woede, frustratie of irritatie een ronduit vernietigend berichtje naar iemand stuurt? Na enige tijd, wanneer je temperatuur wat daalt, besef je dat je misschien weeral eens ettelijke kilometers over de schreef ging. Of wanneer je op een fuif ettelijke emmers bier - of kriek, vodka-cola, whisky-cola, rum-cola, absint of whatever - achterover hebt geslagen, kom je plots tot de vaststelling dat je Shakespeare in eigen persoon bent, je graait naar je gsm en stuurt die ene persoon een berichtje, waarvoor zelfs Herman Brusselmans zich achteraf zou schamen... Klinkt bekend?


Kortom, informatie meedelen is een risky business...

[Met dit bericht wil ik helemaal niet IMPLICEREN dat ik me ergerde aan de reacties op mijn vorig blogberichtje!]

donderdag 11 november 2010

Bloggen?

Eerlijk, ik ben hoegenaamd GEEN fan van het hele bloggen-gebeuren. Pas op, ik lees sommige blogs graag! A.C., I.D., J.Z. en Y.C., dat zijn collega-studenten die verdorie weten hoe ze origineel en aangenaam met Blogger kunnen omgaan. Zelf blog ik vooral vanuit het principe "Het moet van de docent." Een huizenhoog cliché misschien, maar ik zie voorlopig geen andere reden waarom ik een blogje zou moeten bijhouden.

Mijn concept, mijn titel: de ochtend erna. Hoe breed kan je gaan. Oorspronkelijk was het de bedoeling mijn nachtelijke avontuurtjes kritisch te reflecteren en het resultaat daarvan online te gooien. Tot nu toe is dat TWEEMAAL geslaagd. Lees gerust VIP?! en cantus erop na, dat zijn de meest geslaagde tekstjes, al zeg ik het zelf.

Nu, ik denk dat het weinig mensen zal interesseren welke trappistjes ik nuttig en welke fuiven ik bezoek. Ik ben een nachtmens en vaak in de Gentse binnenstad te vinden na middernacht, maar bloggen over een verjaardagsfeestje lijkt me nu ook wat té kinderachtig. Hoe geestig het ook geweest moge zijn!

Kan het U trouwens ene verdomde moer schelen waar ik een bicky-burger ben gaan eten? (Voor zij die dat echt willen weten: De Gouden Saté UITERAARD!) Zou U willen weten waar ik mijn nachtelijke zakken chips en dito liters cola koop? Welke kebabzaken ik frequenteer? Welke supermarkt ik exact vijf minuten voor sluitingstijd kom binnenvallen om snel snel nog wat pasta aan te schaffen? IK DACHT HET NIET! En eerlijk, dat zijn zaken die ik van U ook niet hoef te weten…

Dus, ik ga mijn breed concept nog een beetje uitrekken. De ochtend erna blijft de ochtend erna, maar ik zal voornamelijk algemene gebeurtenissen een dagje later aan mijn gedachten onderwerpen. Op voorwaarde dat die gebeurtenissen mij natuurlijk interesseren…

Op hoop van zegen!

zaterdag 6 november 2010

Cantus

Io vivat, io vivat, nostrorum sanitas en gaudeamus igitur, juvenes dum sumus klinken de meeste studenten wel bekend in de oren. Voor de nitwits en leken onder ons: heel bekende klassieke liedjes waarmee zo goed als iedere zichzelf respecterende cantus ingezet wordt alvorens de clubliederen door de kelen geperst worden. Wat is een cantus? Wel, in het kort: een excuus om buitensporig te mogen drinken onder luid en vaak vals gezang...

Op een gure donderdagavond (het regende) besloot ik om nog eens gezellig te kelen en te drinken met de collega-studenten Oost-Europese talen en culturen. Het lintje omgehangen, de codex in de hand, een Franse hamburger in de maag en met droogte in de keel beklommen we het gammele trapje naar de inmiddels legendarisch geworden cantus-zolder van een niet nader genoemd café met een lange bruine toog

Hier moet ik wel even opmerken dat de vloer van die zolder al heel wat lentes, zomers en winters heeft meegemaakt. Het hout zal vermoedelijk niet veel dikker meer zijn dan de codex in mijn hand, waarschijnlijk even sterk vergeven van de wormen en ander vuil gedierte als de gemiddelde West-Vlaamse mesthoop en even doordrenkt van het bier als een hergebruikt bierviltje. 

Dat op een dergelijke vloer een student of 45 plaatsneemt om gul het goudgele gerstenat rond te spetteren en lekker lomp met de voeten mee te stampen op wat voor de maat van het lied moet doorgaan, is vragen om problemen. Het onding kraakte bijvoorbeeld vervaarlijk mee als er weer eens iemand ad pistum (in het midden van de kring) moest komen om beloond dan wel gestraft te worden (telkens met een pint). Ik zwéér het jullie: ieder uur leek mijn stoel steeds verder weg te zakken in de weke ondergrond!

Roken is trouwens verboden daar in dat ongezonde terrarium vol ongedierte. Wat wil je ook: houten vloer, balken die het even bouwvallige plafond min of meer overeind houden, stoffen doeken die de vooroorlogse bezetting van de muren angstvallig maskeren, alcohol en dronken studenten overal waar je kijken kan... Die zolder is explosiever dan het gemiddelde boorplatform met een slecht werkende veiligheidsklep!

Nog erger dan deze levensbedreigende omstandigheden is een toilet buiten werking! Stel het je eens voor, je zit daar, op die krakkemikkige vloer, met je vrienden duchtig en stevig door te drinken, af en toe verplicht de schor schreeuwende cantor je ook nog eens tot een ad fundumpje, en je mag tussendoor niet naar het toilet. Regels van het spel. De verlossende woorden Cantus Ex, Tempus In vallen en een stormloop richting sanitair komt op gang. Gespannen blazen en roekeloze afdalingen van die steile trap ten spijt, het toilet is buiten gebruik. In een café waar er gecantust wordt. Alsjeblieft zeg. Next best thing? Zoek snel een boompje, of een muur of iets anders rechtopstaand waar er bij voorkeur weinig volk passeert, want binnen tien minuten worden de benevelde kelen opnieuw tot het uiterste gedreven...

Cantussen: de ochtend erna maak je de heilige belofte het nooit meer te doen, maar de volgende keer ben je toch weer present!

maandag 1 november 2010

VIP?!

Gisterenavond had ik de eer en het genoegen met een paar collega's naar de fuiftempel Culture Club in Gent te trekken voor een NiCE-feestje. Via een vriendin haar broer die iemand bij de organisatie kende, en een van de deejays die goed bevriend is met ons, belandden we op de VIP-lijst...

Niet dat ik pretendeer een very important person te zijn, verre van. Maar gratis toegang, je eigen fuifplekje, dat sla je niet zomaar af. Helemaal niet als dat plekje nog eens in de Culture Club blijkt te zijn.

Bij het binnenkomen kregen we een papieren bandje rond de pols, waarmee we toegang kregen tot de VIP-room. Lees: een verhoog aan de ene kant van de zaal, door een fancy blauw koord en dikke, kale buitenwipper afgeschermd van de "gewone stervelingen". Niets speciaals dus, alleen een beetje meer plaats en vooral veel rijke luizen die met plezier 5 euro voor een pintje op tafel leggen. Rijke luizen, maar ook bekendere individuen zoals Ben Crabbé, de voetballers Yassine El Ghanassy en Elimane Coulibaly van een of ander ploegje uit het Gentse en nog enkele wiens naam ik vergeten ben. Kortom, mensen die toch wel ietsje meer het recht hebben zich een VIP te noemen dan een bende studenten met een veel te krap budget.

Helaas gedragen deze mensen er zich ook naar. Terwijl wij, arme sjansaars, geen blijf wisten met onze nederigheid en dankbaarheid, paradeerden de resterende VIPS met een air alsof de Sjeik van Abu Dhabi bij hen thuis de pannenkoeken bakt. Mooi in de lijn aanschuiven voor het veel te dure pintje? Vergeet het maar: "ik rijd met een Bentley, draag een hemd van Armani en een horloge van Breitlinger, dus ik krijg voorrang, snotaap." "Geen zin om slaags te raken met de kale dikkerd aan het touw, gaat uw gang." Gelukkig doen de obers daar niet aan voorkeursbehandeling, dus mocht de arrogante snob lekker wachten op zijn Carlsbergje. Ga uw midlifecrisis elders afreageren, mijn beste!

De hele avond aan de dure kant van het touw zette me wel aan het denken. Wat maakt iemand een VIP? Dat hij vet betaald wordt om wekelijks tegen een bal te schoppen? Dat hij tetris-in-het-groot op televisie presenteert? Of dat hij op god weet welke manier maandelijks bakken euro's schept? Ik leerde er alvast één ding uit: ik kan me heel goed amuseren zonder al die glitter en glamour, en vooral zonder die afgunst tussen de "groten der aarde". Het gewone volk regeert!




vrijdag 22 oktober 2010

#Vriendschap…


In zijn artikel “Why I Blog” pent Andrew Sullivan zijn visie op het ondertussen wijdverspreide fenomeen bloggen neer. Volgens Sullivan is een blog een spontane expressie van gedachten en gevoelens en bereikt een dergelijk medium heel snel een groot publiek. 

Een van de grootste pluspunten van een blog is het vrije karakter ervan, vindt hij. Dankzij de snelheid van het internet en het individuele aspect van een blog kan een schrijver direct zijn tekst online gooien, zonder dat het schrijfsel eerst door een redactie onder de loep moet genomen worden. Natuurlijk houdt zo een instantpublicatie ook enkele gevaren in: fouten kunnen in de tekst blijven staan, een entry in woede of andere emotionele toestand geschreven zal ook sneller de weg naar het wereldwijde web vinden dan bijvoorbeeld een krantenartikel. Met alle gevolgen van dien…

De vrijheid van een blog heeft ook nog een ander, directer gevolg. Zoals Andrew Sullivan ook opmerkt, krijgt de auteur van een blog feedback over zijn creaties. Internetgebruikers hebben immers de mogelijkheid direct op een entry te reageren of om de auteur ervan te mailen. Bij journalisten die voor een krant of tijdschrift werken, gaat dat zo snel en direct niet. Zij komen niet direct in contact met brutale of grove reacties van lezers. Die komen eerst toe op de redactie, waardoor er een soort van buffer ontstaat. De blog-auteur heeft die bescherming niet. “De feedback is direct, persoonlijk en brutaal,” stelt Sullivan.

Verder hecht Andrew Sullivan belang aan de sterkere verbondenheid tussen blogger en lezer. Journalisten die in de krant publiceren staan verder van hun lezers af dan een blogger. Beide partijen zitten achter hun computerscherm en kunnen direct met elkaar communiceren via email of reacties op de blog zelf. Sullivan heeft het dan ook over vriendschap wanneer hij de relatie tussen blogger en lezer definieert. De blogger legt (on)bewust een deel van zijn persoonlijkheid in zijn of haar berichten. De lezer pikt deze nuances op en na verloop van tijd leert hij of zij de schrijver kennen. Deze vrienden nemen ook deel aan het discours van de blog en vormen een bron van nieuwe informatie, correcties, provocaties en dergelijke meer. 

De lezer van een blog is dan ook veel meer betrokken bij de stukken die online worden geplaatst. Het is zelfs niet uitgesloten dat hij van bepaalde onderwerpen beter op de hoogte is dan de auteur. Op die manier ontstaat er een kruisbestuiving tussen lezer en schrijver, iets wat je nauwelijks aantreft bij de traditionele, gedrukte media. 

 Als beginnende blogger staat de notie vriendschap mij wel enorm aan. Het klinkt ook behoorlijk interessant en zelfs avontuurlijk, om via je blog-lezers aan nieuw materiaal te geraken, om in discussie met hen te treden en om eventuele vriendschappen te sluiten. Ik vraag me wel af hoe ik in godsnaam nieuwe, onbekende lezers aan zal trekken, maar dat zal de toekomst wel uitwijzen…
Tot ziens, vriend!

zondag 17 oktober 2010

Harry Brown, een recensie

De ochtend nadat ik deze film samen met een goeie vriendin bekeken had, voelde ik me nog steeds groggy. Wat nu? Ben ik nu echt zo'n teergevoelig watje zoals een van de lezers van deze blog me, zij het in andere woorden, pleegt te noemen? Of heeft deze film nu echt de kwaliteiten om in het hoofd van de kijker te blijven rondspoken?

Een geschikt onderwerp om een recensie over te schrijven, lijkt me. Lees en oordeel zelf:

Harry Brown: emotionele en fysieke uppercut

Uitgekomen in 2009. Van Daniel Barber; met Michael Cain (Harry Brown), Emily Mortimer (Alice Frampton) en Ben Drew (Noel Winters). 

Harry Brown is de eerste langspeelfilm van Daniel Barber, die in 2007 wel al de kortfilm The Tonto Women maakte. Daniel Barber onderneemt nu een poging de zogenaamde wraakengelfilm in een sociaal daglicht te plaatsen en slaagt daar min of meer in.

Het titelpersonage is een gepensioneerde marinier die het einde van zijn dagen aan het bed van zijn comateuze echtgenote of achter het schaakbord met zijn vriend Leonard slijt. Hij betrekt een grauw appartementje in een troosteloos woonblok in Londen. Op weg naar het ziekenhuis of de kroeg moet hij omlopen, want de voetgangerstunnel onder een drukbereden baan is zowat de uitvalsbasis van de bende van Noel Winters, een van de vele jeugdbendes die Londen teisteren.
De grimmige realiteit van de jeugdcriminaliteit in de 21e eeuw wordt door Winters en co treffend ingevuld. Onschuldige burgers worden voor de kick in elkaar gestampt, een moeder met kinderwagen wordt meedogenloos afgeknald, buurtbewoners worden bloedig geterroriseerd… Daniel Barber schuwt het gewelddadige realisme helemaal niet. Niettemin lijkt het hoofdpersonage zich daar weinig van aan te trekken.
Op een nacht wordt Harry echter wakker gebeld door het ziekenhuis. Zijn vrouw is stervende, maar door de omweg kan hij haar geen laatste groet meer brengen. Niet veel later wil zijn enige vriend Leonard het geboefte voor het langdurige gepest straffen, maar de overmacht is te groot en hij komt op een gruwelijke wijze om. 

Iets knapt bij Harry wanneer hij het nieuws verneemt. Zijn verleden bij de marine komt bovendrijven en hij rolt de mouwen op. Als een ware vigilante kuist het oudje zijn buurt op, maar komt daarbij in aanraking met de arm der wet…

Met Harry Brown heeft debutant Barber een uiterst grauwe en harde film neergepoot, die echter zijn voeling met de sociale context dreigt te verliezen zodra Harry dirty wordt. De achtergestelde situatie van de buurt, de criminele jeugd en machteloze burgers worden overschaduwd door de wraakacties van de gepensioneerde marinier. De focus ligt iets te nadrukkelijk op het geweld en iets te weinig op de maatschappelijke achtergrond. Het anders relatief rechtlijnige verhaal meandert ook te sterk op het einde om nog geloofwaardig te blijven. Niettemin raakt Daniel Barber een heel relevant thema aan: het arbitraire geweld en terreur van jeugdbendes en de onmacht (onwil?) bij de politie om daar iets aan te veranderen. 

Laat het duidelijk zijn, Harry Brown is niet geschikt voor de kijker met een zwakke maag of teergevoelig hartje. Door middel van duistere, grimmige, gewelddadige, brutale en soms ook ingetogen scènes grijpt de film de kijker van bij het begin naar de keel en knijpt die langzaam dicht, om enkel op het einde de greep even te lossen.

Harry Brown geeft de toeschouwer zowel een emotionele als fysieke uppercut van formaat, maar breekt net geen tanden. 

vrijdag 8 oktober 2010

Bxl Noord

Nét meegemaakt. Wachtend op mijn aansluiting naar Gent-Sint-Pieters. Geroep. Agressie. Fysiek geweld...

Een jongeman, Franstalig, wordt de arm op de rug gedraaid. Een vrouw zet hem vast tegen een muur. Ze gromt kort "Police".  Hij verzet zich. Roept "Hé! Doucement hein!" Een andere, oudere man staat vlakbij het tweetal de inhoud van zijn reistas te controleren. Houdt het verband?

Dan plotse actie. De jongeman veinst een elleboogstoot en draait zich vliegensvlug los uit de greep van de vrouw. Hij roept enkele verwensingen. Loopt snel de trap af en verdwijnt uit het zicht. De vrouw twijfelt zichtbaar even. Achtervolgen? Ze blijft op het perron. Babbelt met de man met de reistas.

Andere reizigers kijken even rond zich, vragen zich af wat er net gebeurde. Zouden we het vragen, als journalisten in spe? Het lijkt zo futiel, zo alledaags. In Brussel Noord.